Ton Strous

The Lotus drivers – Intervieuw Ton Strous  

Als schoolgaand jongetje had hij al veel belangstelling voor alles wat er op het circuit van Zandvoort gebeurde. Hij ging er vaak heen, kocht tijdschriften en volgde alles op de voet. Rond 1960 begon hij met karten. Dat was toen in opkomst en een goede school voor de racerij. Daarna kwam de stap naar het circuit. Lotus Letters ging op bezoek om dat verhaal op te schrijven, een verhaal dat ruim 40 jaar geleden begon en nog lang niet afgelopen is.

     

Van de botsauto's naar de skelter en vandaar naar het circuit Zandvoort.

 

De Ford Cortina Lotus voor de garage van Strous.             Strous won zijn eerste race.

 

Strous in de achtervolging op de Alfa.

   

Van de Mustang naar de Lotus 61.

 

De Lotus 61 hier nog aan de start met brede velgen en brede banden.

 

Het Dutch National Racing Team.                                         Ton Strous (31) en Huub Vermeulen (32).

 

Het oranje van het DNRT stond dankzij de dames glimmend aan de start.

 

In 1970 aan de start op het circuit Anderstorp in Zweden.    Ton Strous als monteur en coureur.

 

Op de camping met Freek Dudock van heel en Wim Beers. De achterspoiler als campingtafel.  

“Mijn eerste race op Zandvoort reed ik in 1964 in een Ford Cortina GT. Ik had twee schade Cortina’s gekocht, één met voor- en één met achterschade, en heb die samen met een vriend aan elkaar gelast. Daarna hebben we bij Willment in Engeland een snelle motor gehaald, plus een bak en een diff. Toen ik ging trainen op Zandvoort zat ik in mijn derde ronde onder het baanrecord. Daarna vloog de koppakking eruit. Maar het lukte ons om er een nieuwe in te zetten en ik won mijn eerste race. Met die Cortina ben ik in dat eerste seizoen tweede in het kampioenschap geworden, achter Joop Heijdendahl. Die reed met een Alfa GT. Op een gegeven moment homologeerden ze racing banden op die Cortina. Dus reed ik naar Engeland, naar een Formule 1 race, en kocht van een monteur vier voorbanden van Clark. Die hadden de goede 13 inch maat. Heijdendahl tekende protest aan, maar ik had de homologatiepapieren dus ze konden me niets maken. Ik zette toen een tegenactie op touw en wat bleek: die Alfa GT was helemaal niet als toerwagen gehomologeerd. Het bestuur van de NAV vroeg me toen of ik dat protest wilde intrekken. Heijdendahl reed zijn laatste seizoen en kon kampioen worden, dat zou een mooi afscheidscadeau zijn. Ik was jong en had talent, mijn tijd zou nog komen, en ze zouden me een speciale ereprijs geven. Ik heb daar nu spijt van, want ik ben namelijk nooit kampioen geworden. Ik zat er altijd net naast, ben diverse keren tweede geworden. Maar in dat eerste jaar had ik dus kampioen kunnen zijn. 

 

Startlicentie 1969.                                                                   Startlicentie 1970, Team Radio Veronica/Chiquita.

   

Startlicenties 1979 en 1999.

   

Ton Strous met Wim Beers in de Datsun voor het DNRT (1969). 

Mijn eerste jaar in de Formule Ford was 1969. Huub Vermeulen en ik hadden de eerste Formule Fords in Nederland. Er waren er nog te weinig, en daarom reden we mee in het veld van de monoposto’s. Vandaar ook die grote wielen, die kwamen van de Alfa Romeo GTA’s. Maar we reden wel vooraan, onder andere tegen Jan van Straaten met zijn Formule 5000 Lotus. Huub was natuurlijk mijn grootste concurrent, we reden allebei voor het Dutch National Racing Team (DNRT) en ik prepareerde de auto’s. Vandaar dat ik bij zo’n oude uitslag altijd nog even kijk of ik voor of achter Huub stond

 

We reden ook internationale wedstrijden en op Zolder in België waren alle Europese toppers van de partij. Mo Harness en consorten reden al in de verbeterde Lotus 61M, terwijl wij het met het een gewone 61 moesten doen. Je had toen op Zolder nog niet die chicane voor de heuvel, je ging daar gewoon vol overheen en daarna een snelle linkerbocht in. Gijs van Lennep en Ben Pon, de teambazen van het DNRT waren er ook, en Pon stond bovenop de brug te kijken. Hij zei na de eerste training tegen Huub en mij: “Jullie gaan er godverdomme als een dweil doorheen. Je moet hem laten stáán in die bocht. Doe je dat niet, dan zet ik een ander in de auto.” Ik vond dat ik al behoorlijk hard ging in die bocht, maar ik wilde mijn stoeltje natuurlijk niet kwijtraken. Dus liet ik hem staan, en ik zette meteen de snelste tijd. Wat bleek, op die heuvel kwam de auto uit zijn veren, en daarna veerde hij weer in. Door die extra druk van het inveren kon je die bocht net halen. Het duurde wel even voor de anderen dat door hadden, dus we zijn die race goed geëindigd. 

 

Sleutelen op de camping in Zolder.                                            Lotus 61M.

Na de race kwam Mike Warner van Lotus Components naar me toe en vroeg of ik de week daarop op de fabriek langs wilde komen. Ze gingen toen van Lotus in alle landen de circuits langs. Ze probeerden dan een deal met de autosportbond te maken om een raceschool op te richten. Je kreeg dan 2 fabrieksauto’s ter beschikking, maar dan moest je wel 10 Lotus Formule Fords kopen en een raceschool beginnen. Dat lukte natuurlijk nergens.

Hoe dan ook, de week erop ging ik naar Hethel. Het aanbod van Lotus Components was dat ik een Lotus 61 in bruikleen zou krijgen, plus tienduizend gulden aan onderdelen. Ik zou service moeten verlenen aan andere Lotus rijders, en wat ik aan onderdelen verkocht moest ik aanvullen. Aan het eind van het jaar mocht ik de wagen terugbrengen of verkopen. Maar die auto haalde het einde van het seizoen niet. Ook dit was op Zolder, ik werd van achteren aangereden in de haakse bocht achterop het circuit. Ik sloeg over de kop en de auto was een wrak. Ik was woedend, ik heb de auto daar laten staan en ben met de bus en de trein direct naar huis gegaan. Die auto heb ik de week erop aan Henry Schouwink verkocht. Dat was het voordeel van dat fabriekscontract, ik kon voor weinig geld een nieuwe kopen. Ik reed er dat jaar twee krom en verkocht ze, plus de nodige onderdelen natuurlijk, en haalde weer een nieuw chassis bij de fabriek. Er werd in die tijd één Lotus 61 per week geproduceerd en die stonden met zijn allen buiten op een groot terrein. Als ik iets nodig had, een versnellingsbak bijvoorbeeld, sloopte ik dat gewoon van één van die auto’s af.

 

De Lotus met sponsering van Radio Veronica.

 

Ton Strous voor zijn rivaal Huub Vermeulen.

John ter Haak van Lotus Amsterdam importeerde toen Lotussen in Nederland en sponsorde mij. Hij zat met zijn bedrijf in een grote kas in Amstelveen. Ik had net mijn twee bandenzaken in Leiden en Alphen aan den Rijn verkocht en had geen ruimte meer om de racewagens te stallen en prepareren. Ter Haak bood me een baan aan en stelde voor dat ik mijn Formule Fords daar kon onderhouden en auto’s en onderdelen zou verkopen. Dat kwam mij prima uit. Ik haalde voor ter Haak ook de auto’s op in Engeland. Als ik dan mijn racer voor onderhoud naar de fabriek bracht, nam ik een Europa mee terug. Ik plakte er startnummers op, zodat ik de douane kon vertellen dat het mijn racewagen was, en reed vanaf Zeebrugge binnendoor naar Nederland. Ter Haak wist dan wel weer een kenteken op zo’n auto te regelen. Met de racebanden bij Dunlop ging het net zo: de kunst was om ze niet in te hoeven voeren. Als je een racewagen bij je had kon je er altijd wel een verhaal van maken. Er kwamen bij ter Haak allerlei duistere figuren over de vloer: Pistolen Paultje, Tonio Hildebrand, dat soort volk. En ter Haak zag kans om die mensen allemaal een Lotus te verkopen! Hildebrand keek nooit naar me om totdat ik een keer op Brands Hatch eerste op de grid stond. Toen kwam hij ineens naar me toe en zei: “Ik ga je helpen.”

 

De fraaie Lotus 69.

 

In de pits lag nog zand.                                                          Vlak voor de start.

  

Lotus 69.                                                               Veronica sticker.

De winter erop werd ik opnieuw uitgenodigd door Lotus. Ik heb samen met Mo Harness drie maanden op de fabriek gewerkt. We hebben twee type 69 Formule Fords gebouwd, eigenlijk teruggebouwde formule 3’s, één voor Mo en één voor mij. Mijn taak was om de 61’s die van de productielijn kwamen af te stellen op de testbaan. Zo maakte ik dus heel veel kilometers en deed veel ervaring op. Harness is dat jaar Europees kampioen geworden en ik had ook goede resultaten. Het jaar erop, ik was toen 38, kocht ik heel optimistisch een Formule 2 wagen. Dat was ook een Lotus 69, de ex-Fittipaldi auto, en ik kocht hem van een Ier die er heuvelklims mee reed. Er zat geen motor bij. Ik had toen een goede sponsor, Wella. We kochten een motor, dat kostte een vermogen, en ik schreef me in voor de race op Hockenheim. Na vijf ronden blies ik hem op. Er zat natuurlijk garantie tot de hoek op. Dat was einde verhaal, het geld was op. Het was ook allemaal veel te ambitieus. Achteraf bleek dat die motoren maar een paar races meegingen. Dat hadden we toch nooit kunnen betalen. Als ik toen over genoeg geld beschikt had, had ik zeker Formule 1 gereden! En ach, ik ben van 1934, dus toen ik begon was ik eigenlijk al veel te oud. Ik heb nog geprobeerd die auto terug te bouwen naar Formule 3, maar dat ging niet. Hij heeft een jaar onder een afdak gestaan en daarna heb ik hem aan iemand verkocht die er ovalraces mee ging rijden.

 

 

 

 

Bij Strous voor de deur.                                       Een voorbeeld voor de toekomstige sponsor.

 

De Lotus 69 Formule 2. Financieel was het niet haalbaar en werd geen succes.

 

Team Radio Veronica met Ton Strous, Leen Verhoeven, Ed Swart en Rein Zwolsman.

 

 

 

Met de Fiat 128 was Ton Strous in 1972 redelijk succesvol, maar werd geen kampioen.

 

Ton Strous won in 1972 o.a. de Trophy of the Dunes, maar de Fiat was niet betrouwbaar. 

 

Strous stapte na het debacle van de Formule 2 weer in de Lotus 61M.          Wunderink op kop, dan Strous en Vermeulen.

 

 

 

 

 

Een voorbeeld voor de toekomstige sponsor.

 

     

 

Teamgenoot Ron de Bijl reed in een Fiat 850 coupe.

 

In de jaren daarna heb ik het Europees kampioenschap Formule Super Vee gereden, met een Lola. Ik zat met Luyendijk in hetzelfde team, maar was niet erg succesvol. Ik ben me toen op andere sporten gaan richten, ben gaan skiën en heb marathons gelopen. Later ben ik gaan endurance karten bij Len van Leeuwen. En toen kwam ik weer op het circuit terecht in de Seat Endurance Cup, bij het DNRT van Huub Vermeulen.

 

Nadat hij stopte met autoracen bleef de snelheid erin, Nederlands skikampioen op de kunstbaan. 

 

In november 1992 liep hij de Marathon van New York. Toch weer racen in de Seat.

Vanaf 2000 ben ik me gaan richten op het begeleiden van Junior. We hebben heel Europa en Amerika rondgereisd en veel succes gehad in de Formule Renault: Benelux kampioen, winterkampioen in Amerika en Engeland en de zevende plaats in het EK. Ik heb in 2004 zelf nog een Formule Renault race gereden. Dat was goede publiciteit, ik als oudste coureur en Junior als jongste! We hebben de afgelopen jaren ons eigen team gerund: één chassis, 3 motoren en een vrachtwagen, maar als je op Europees niveau wil winnen, is een groot team een betere optie. Komend seizoen rijdt Junior daarom het EK Formule Renault bij Jenzer Motorsport. En ik wil zelf weer gaan racen, met een aantal relaties uit Wassenaar in de Dacia Logan Cup. Dat is een nieuw initiatief voor betaalbaar racen van Huub Vermeulen onder de vlag van het DNRT. Langzaam? Dat valt reuze mee, vroeger reden we met een Simca 1000, die had nog veel minder vermogen. En dat ging toch behoorlijk hard hoor. Het is onzin dat je veel pk’s nodig hebt om te racen.”

 

Strous en Strous.                                                                  Ton Strous en Huub Vermeulen in 2004.

De prestaties van Junior kan je volgen op www.juniorstrous.com

Ton Strous rijdt in 2006 met nummer 86.  Voor de Dacia Logan Cup kijk je op: www.dnrt.nl

Tekst: Jan-Bart Broertjes Lotus Club Holland  

   

 

Ton en Martin (webmaster), Finalerace 2005.

 

Met de leeftijd van 79 jaar raced Ton Strous in de Westfieldcup, 2013.

 

 

Klik op de pagina voor een pop-up.